triangle
De mens achter het delict is er ook nog altijd
Verhalen / Fivoor algemeen

De mens achter het delict is er ook nog altijd

Ronald Schotman

groepsleider tbs

Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) de Kijvelanden is wat in de volksmond een tbs-kliniek wordt genoemd. Bij de patiënten die er verblijven is aangetoond dat zij psychiatrische problemen hebben en mede daardoor een ernstig delict leegden. Naast een gevangenisstraf, worden ze door de rechter ook veroordeeld tot tbs met dwangverpleging. Ronald Schotman werkt al een aantal jaar met veel plezier in de kliniek, waarover makkelijk een verkeerd beeld kan ontstaan: ‘Het gaat al snel over incidenten, maar dat is maar een heel klein deel van mijn werk.’

Wat de meeste mensen weten over tbs gaat over impactvolle gebeurtenissen die het nieuws halen. ‘Dat is wat ze horen en waar ze een mening over hebben’, begint Ronald te vertellen. ‘Heel lang dacht ik daarom, als mensen vroegen naar mijn werk, “laat maar”. Want ik kan niet uitleggen hoe het voelt als een patiënt de weg kwijt is, wat het met je doet als je in moet grijpen. Ik kan het wel vertellen, maar die ander kan dat niet voelen. Tegenwoordig ben ik daar geduldiger in. Maak maar eens duidelijk waarom je werk doet waar heftige dingen kunnen gebeuren. Want dat weten ze thuis dondersgoed. En dat is toch waardoor ze denken: waarom begin je hieraan? Maar ze weten ook dat ik echt met plezier naar mijn werk ga. Dat is ook wat waard.’

Een menswaardig bestaan bieden

Zijn werk dient een tweeledig doel, gaat hij verder: ‘Het biedt bescherming voor de maatschappij én het is een investering in mensen. Een teken dat je als maatschappij mensen niet afschrijft, maar eraan werkt dat ze toch weer terug die samenleving in kunnen met zo min mogelijk risico.’ Hij valt even stil en zegt dan: ‘Het is een stukje beschaving dat je mensen niet opsluit en de sleutel weggooit. Dat je altijd op zoek bent naar hoe je iemand een menswaardig bestaan kunt geven. Niet dat ik bij iedere patiënt denk: goh, wat vind ik je aardig. Zeker niet. Maar zij hebben ook ouders, een relatie, kinderen … Ik roep zelf altijd: ook mij kan het overkomen. Ook ik kan om een of andere reden een psychose krijgen of niet-aangeboren hersenletsel oplopen. En dan hoop ik dat ik evengoed menswaardig word behandeld.’ Daarin komt hij zichzelf wel eens tegen: ‘Soms moeten we mensen separeren. Elke keer als dat gebeurt voelt het alsof ik een signaal gemist heb. Ik vind het een stukje verlies als we iemand moeten opsluiten met alleen een scheurhemd en een matras op de grond. Maar soms is het de enige optie om de patiënt en de omgeving veiligheid te bieden. En zelfs dan kun je iemand nog menswaardig behandelen. Al probeer ik me wel altijd af te vragen: welke lessen kunnen we hieruit leren?’

Veiligheid voor alles

Voordat hij koos voor een baan bij Fivoor werkte Ronald vijftien jaar in de gehandicaptenzorg, maar zorg in de forensische psychiatrie is echt anders: ‘Ik ben nog nooit zo vaak geslagen, gekrabd en gebeten als in de gehandicaptenzorg, maar daar heeft niet alles, zoals hier, met veiligheid te maken. Je bent continu alert. Je kunt gezellig aan tafel zitten met elkaar en door een verkeerde opmerking kan iemand ontploffen. Dan moet je meteen kunnen handelen.’ Forensische scherpte is dan ook een vaardigheid die je goed onder de knie moet hebben en die in de kleinste dingen zit: ‘Weten wie je hete thee geeft en hoe je die aangeeft. Weten dat je je voet tegen een deur moet zetten voordat je hem opendoet. Nooit aan een tafel gaan zitten zonder zicht naar achteren, tenzij daar een collega zit. In een gesprek altijd zo gaan zitten dat een patiënt de kans heeft om weg te lopen en jij niet voor de deur zit. Je moet je bewust zijn van waar je werkt’, legt hij uit, ‘want ik kan met een patiënt een heel normaal gesprek voeren, maar weet ook dat die patiënt mij misschien manipuleert om iets van mij gedaan te krijgen. Ik ben altijd aan het scannen hoe iemand erbij zit. Als je dat in de basis niet hebt kun je dit werk niet doen.’ Veiligheid kan ook zitten in het begrenzen van patiënten: ‘Zeggen: neem even een time-out, ga op je kamer zitten, over een half uur kom ik terug en dan praten we verder.’ En veiligheid zit ook in elkaar als collega’s scherp houden, voegt hij eraan toe: ‘Je moet elkaar kunnen aanspreken. Dat is nooit persoonlijk, maar je wil het met elkaar zo goed en veilig mogelijk neerzetten.’

Mensen zien groeien

Samen met die collega’s begeleidt Ronald het dagelijks leven op de groep: ‘De officiële term is milieutherapie. Eigenlijk zijn we een soort spin in het web voor de patiënten. We proberen niet alles over te nemen, maar ze wel een duwtje in de goede richting te geven door ze te wijzen op hun verantwoordelijkheden óf ze juist aan de hand mee te nemen. Dat ligt aan de patiënt: welke stoornis heeft hij, wat is zijn ontwikkelingsniveau?’ Van meet af aan is het maatwerk: ‘Als patiënten binnenkomen zitten ze vaak nog in de mentaliteit van de straatcultuur, de criminaliteit of de PI. Met vallen en opstaan moeten ze leren om verantwoordelijkheid te nemen over hun eigen leven en niet meer alle schuld buiten zichzelf te leggen. Uiteindelijk gaan ze dat steeds meer pakken en krijgen ze meer verantwoordelijkheid om zich daarin te ontwikkelen. De groei die mensen doormaken is heel mooi om te zien.’ Hij realiseert zich maar al te goed dat het niet voor iedereen haalbaar is: ‘Er zijn patiënten waarvan je weet dat het moeilijk wordt om zover te komen dat ze echt weer de maatschappij in kunnen. Die zijn zo ziek dat ze bijvoorbeeld altijd in een instelling zullen blijven wonen. Maar dan nog kun je zoeken naar een tussenweg, zodat het voor de maatschappij veilig is en de patiënt een menswaardig bestaan heeft.’

Hechte banden opbouwen

Al lijkt het met elkaar in tegenspraak, werken in een tbs-kliniek betekent ook dat je je kwetsbaar moet durven opstellen: ‘We vragen dat ook constant van de patiënten. En als ik een verkeerde inschatting verbloem voelt een patiënt dat direct aan en is je behandelrelatie meteen verstoord. Dus goed is goed, fout is fout. Dat is voor je ego misschien niet zo leuk, maar het werkt een stuk beter. Het is “leading by example”. Kijk, ons stafhok niet schoonhouden kan niet. Want we spreken patiënten erop aan dat ze hun kamer opruimen. En als je van patiënten bepaald sociaal gedrag verwacht en wij zitten onderuitgezakt aan tafel, wat straal je dan uit? Dan hebben we niet zoveel recht van spreken.’ Juist omdat het ontzettend teamwork is, vindt hij het jammer dat het op dit moment zo moeilijk is om nieuwe collega’s aan de kliniek te binden: ‘Ik zit in een team waarin we heel hecht zijn met elkaar. Je bent op elkaar aangewezen en ook met je collega’s heb je een band. Je bouwt echt iets met elkaar op. Als mensen snel weer vertrekken moet je die band steeds weer opnieuw opbouwen.’

Mens achter het delict

De gemiddelde verblijfsduur in een tbs-kliniek is 9 jaar: ‘Maar ik ken mensen die er al 25 jaar zitten en ook die na een jaar of 4 klaar waren. Er zijn echt succeservaringen en daar haal ik veel energie uit’, gaat hij verder, ‘Dat zijn de krenten in de pap.’ Hij vergelijkt zijn werk met een reis: ‘Je bouwt een band op met een patiënt en samen ga je die reis aan om te proberen zover te komen dat de patiënt veilig de maatschappij weer in kan. Je volgt ze met al hun strubbelingen op hun traject, je ziet hun groei en als iemand dan buiten komt en een normaal leven opbouwt … Natuurlijk nemen ze hun geschiedenis mee, maar ze hebben echt wat geleerd. Als ze dan normaal functioneren en je hoort dat terug, dat is gewoon heel mooi.’ Onlangs bezocht een oud-patiënt de kliniek vertelt hij: ‘Ik heb even een praatje staan maken en dan zie je iemand helemaal glunderen: het is me gelukt! En ik ken óók de hobbels, de boze buien en de tegenslagen in het traject. Al die stapjes terug hebben we samen meegemaakt. Ik weet: het is mogelijk.’ Dat gegeven maakt dat hij geen moment twijfelt over zijn werk: ‘Ik heb heus wel eens iets meegemaakt waar ik een paar dagen last van had, maar niet in die zin dat ik dit werk niet meer wilde doen. Het is pittig werk, maar ik zit ook heel vaak Skip-Bo te spelen op de groep, we praten wat of koken samen. Je bent niet alleen maar politieagent. Ik kan heel goed de patiënt los van het delict zien. Niet dat ik daar blind voor ben, maar de mens achter het delict is er ook nog altijd. En als je het zo kunt zien is het gewoon heel leuk werk.’

Er zijn twee vormen van tbs: tbs met dwangverpleging en tbs met voorwaarden. Mensen die tbs met dwangverpleging opgelegd hebben gekregen worden na hun detentie opgenomen in wat in de volksmond een tbs-kliniek heet. Daar worden zij langdurig en intensief behandeld, gericht op een veilige en verantwoorde terugkeer in de maatschappij. Wanneer dat verantwoord is, stromen ze door naar een passende vervolgvoorziening.