Erik Masthoff
psychiater en lid raad van bestuur
Jeroen Gast
lid raad van bestuur
Fivoor heeft een missie: mensen met een psychiatrische stoornis die voor zichzelf of de samenleving een gevaar vormen behandelen en begeleiden. De medewerkers én de raad van bestuur hebben maar één doel voor ogen: bijdragen aan de veiligheid van de maatschappij en patiënten perspectief bieden op een betekenisvol bestaan. Bestuurders Erik Masthoff en Jeroen Gast zeggen vol overtuiging: ‘Die doelen zijn niet hiërarchisch geordend, want het een is met het ander verbonden.’
‘Er is wel een verschil tussen de forensische en de reguliere ggz’, begint Erik, ‘de reguliere ggz is vooral herstelgerichte zorg. Bij ons is dat ook zo, maar dan risicogestuurd.’ Jeroen valt hem meteen bij: ‘Ik vind het fantastisch om de voorwaarden te kunnen
scheppen om die zorg te kunnen bieden. Het is belangrijk dat die er is, want bij forensische zorg wordt nog wel eens gedacht dat het om alleen maar nare mensen gaat. Maar patiënten en cliënten komen om een reden bij ons en die reden is niet altijd even fijn.’ Erik: ‘Het zijn kwetsbare mensen die van alles hebben meegemaakt. Ze vertonen niet voor hun plezier grensoverschrijdend gedrag, en belanden niet voor hun lol in de problemen. Wij staan voor een inclusieve maatschappij. En dat gaat niet alleen maar over psychiatrische patiënten, maar ook over asielzoekers en sociale armoede’, voegt hij toe. ‘Dat er een beweging naar meer exclusiviteit is, zorgt er bij ons alleen maar voor dat het vuur harder gaat branden.’ Zelfs als Fivoor die weerstand nooit helemaal kan wegnemen: ‘Wij willen dat de mensen waar wij mee werken ook een plek in de maatschappij krijgen, met al hun mooie kanten én hun onhebbelijkheden. Dus moeten we ervoor zorgen dat dat goed geregeld is.’
Het is onze overtuiging dat als mensen ingewikkeld gedrag laten zien, je ze juist bij je moet houden en vooral niet weg moet duwen.
Hart voor iedereen
‘Ik vind het onacceptabel als je soms ziet hoe de buitenwereld reageert’, gaat Jeroen verder, ‘dan gaat mijn rechtvaardigheidshart sneller kloppen. Mensen weten vaak niet wat er speelt.’ En dat verhaal mag vaker en breder naar buiten komen, vinden ze beiden. ‘Het zijn geen nare mensen die nare dingen doen omdat ze een naar karakter hebben. De meesten hadden een heel slechte start in het leven, of hadden pech en hebben brokken gemaakt. Dat ze lelijke en gevaarlijke dingen hebben gedaan staat buiten kijf, en dat dat niet weer mag gebeuren ook, maar de meeste mensen deugen.’ Erik: ‘We hebben als maatschappij een systeem bedacht waarin iedereen recht heeft op een tweede kans. Dan moeten we dat ook met elkaar vormgeven. Het ingewikkelde is dat veel mensen niet weten wat er binnen de muren van de klinieken gebeurt, maar er is wel een oordeel over de mensen die in behandeling zijn en de mensen die er werken.’ Wanneer buitenstaanders de kans grijpen om eens binnen te kijken, horen Erik en Jeroen dan ook met regelmaat dat het heel anders is dan vooraf gedacht. ‘Onze overtuiging is ook dat als mensen ingewikkeld gedrag laten zien, je ze juist bij je moet houden en vooral niet weg moet duwen. Wij zijn er vooral voor mensen die niemand wil hebben. Elke instelling, elke gemeente heeft wel een reden waarom iemand niet in hun hokje past, maar het is raar dat we het wel goed vinden als mensen dan buiten lopen’, vindt Erik, verwijzend naar de bestaansgrond van Fivoor. ‘Uiteindelijk begint herstel met een verblijfsplek hebben, een zinvolle dagbesteding … De Levensloopaanpak bijvoorbeeld, is bedoeld om mensen bij je te houden ondanks dat ze zich niet altijd even keurig gedragen.’
Samen doen
Het is ook echt teamwork, zegt Erik: ‘Je doet dit werk nooit alleen en bent heel afhankelijk van je collega’s, voor de veiligheid, maar ook om stress te kunnen delen. Tijdens de bijeenkomsten voor nieuwe medewerkers zeggen we ook altijd: je moet waardering halen uit het werk zelf, ondanks dat daar vaak negativiteit over is. Je moet zelf begrijpen dat je werk doet dat ertoe doet.’ Fivoor wil zeker daarom ook een goede werkgever zijn, zegt Jeroen: ‘Het is belangrijk dat collega’s op feestjes waar ze andere hulpverleners treffen graag vertellen dat bij Fivoor werken betekent: veel ruimte voor opleiding, voor intervisie, tijd voor elkaar en ook gezelligheid en aandacht. Dat zijn allemaal dingen die niet per se met forensische zorg te maken hebben. Dat is op een krappe arbeidsmarkt de wedstrijd die we moeten zien te winnen.
Onze medewerkers kunnen met een ingewikkelde doelgroep omgaan, zijn forensisch scherp en tegelijk mensgericht.
Staan voor ons vak
‘Wij weten dat onze medewerkers ingewikkeld werk doen, maar ze staan daar wel. Ze kunnen met die ingewikkelde doelgroep omgaan, forensisch scherp zijn en tegelijkertijd mensgericht. Ik vind het mooi dat ze patiënten niet als nummer behandelen, niet alleen vanuit de regels handelen, maar ook proberen te snappen welk verhaal er achter het gedrag van die patiënt zit’, zegt Erik. ‘En dat ze dat langdurig kunnen. Dat ze moeilijk gedrag kunnen verdragen en om kunnen gaan met de stress die in het werk zit. Als je hoort wat medewerkers soms meemaken … Toch zijn er collega’s die op een verjaardag niet vertellen wat ze doen. Medewerkers worden nog wel eens geïdentificeerd met de doelgroep, maar ze zijn de doelgroep niet. Ze keuren de delicten van de patiënten af, proberen hen te helpen, maar zijn geen daders.’ Jeroen: ‘Als er een incident is kunnen ze de ernst ervan inzien en het duiden in het grotere geheel. Dat doen ze heel goed.’ Erik brengt opnieuw goed werkgeverschap ter sprake: ‘Medewerkers handelen bij incidenten professioneel, maar het gaat hen ook niet in de koude kleren zitten. Het doet iets met ze en we moeten zorgen dat we met hen in gesprek blijven, want als er iets gebeurt moeten ze wel verder en dat valt niet altijd mee.’ Jeroen: ‘En het is aan ons om het zo te organiseren dat dat mogelijk is, dat daar ruimte voor is en dat er ruimte is dat op
te vangen en te begeleiden.’
Nieuwsgierig en onderzoekend
Los van de dynamiek van het werk is ook de sector in beweging. ‘In vergelijking met de somatische zorg gaat de ontwikkeling van de geestelijke gezondheidszorg veel minder snel, maar we zoeken natuurlijk altijd naar nieuwe mogelijkheden om het werk efficiënter te doen. Want de toekomst is toch, denk ik wel, dat we met minder mensen dezelfde kwaliteit van zorg moeten leveren. Dus kijken we welke ontwikkelingen er zijn in behandeling en begeleiding, zodat we met die nieuwe manieren liefst een nog beter resultaat boeken. En er zit zeker ruimte in technologie, maar we moeten op meer vlakken bezig zijn met innovatie. Het gaat toch vaak om heel basale dingen als: hoe gaan we met elkaar en onze patiënten om? Kunnen we ons blijven verplaatsen in de patiënt?’ Op medewerkersniveau is ook nog winst te behalen, denkt Erik: ‘Onze zorg is uiteraard: hebben we in de toekomst nog voldoende capaciteit? De vraag is of we daar anders mee om kunnen gaan. Kunnen we bijvoorbeeld mensen van buiten de zorg interesseren voor dit werk?’ Jeroen vult aan: ‘We zitten nu nog heel erg vast in het klassieke dagritme van het ziekenhuis van ’s morgens vroeg beginnen. Dat komt helemaal niet uit als je kinderen naar de crèche of school moet brengen. Kunnen we dat niet anders indelen? Natuurlijk moeten deze mensen opgeleid worden zodat ze
kunnen herkennen wat de risico’s zijn en ze weten in welke context ze werken. Maar een kliniek is een soort woongroep. Daar werken is gewoon er zijn en bezig zijn met dagelijkse dingen die thuis ook moeten gebeuren.’
Eigenaarschap nemen
Maatschappelijk relevante zorg bieden die staat als een huis, dat is de opdracht die ze binnen Fivoor willen vormgeven. Toch zal er ook een bredere ontwikkeling op gang mogen komen, zodat die inclusieve maatschappij dichterbij komt. Erik: ‘Een risicoloze maatschappij bestaat niet, maar het managen van onze achterdeur is nog een groot probleem. Mensen behandelen is één, maar we hebben in Nederland ook een grote behoefte aan woonvoorzieningen voor mensen die qua behandeling niets meer bij ons te zoeken hebben, maar die het in de maatschappij ook niet redden. Veel patiënten hebben een lichte verstandelijke beperking en vallen qua zelfredzaamheid tegenwoordig veel eerder door de mand, omdat ze de maatschappij niet meer begrijpen. De afstand tussen wat je in de maatschappij nodig hebt om vooruit te komen en de capaciteiten van de patiënt is groter geworden.’ Ook de komende vijf jaar is er dus nog een wereld te winnen. ‘De eerste vijf jaar waren turbulent’, sluit Jeroen af. ‘Nu zitten we in een vrij stabiele fase, de basis staat. De komende vijf jaar willen we echt focussen op hoe we het zo gaan organiseren dat het echt gaaf is om bij ons te werken. Er komt een versie 2.0 van Fivoor.’